Ik sliep een keertje achterwaarts
vermoeiend wel
ik werd de dag ervoor weer wakker
en dus moest alles overnieuw...
de bosmarmot
is not amused
absolutely, deeply not.
DUS
Laatst
vroeg een van mijner kinderen
die ik dus niet heb
wat de verkeersregels zijn op zee...
dus zei ik
de zee is basically
één heel grote rotonde
dus wie er op zit, heeft dus voorrang, dus,
en een zwemvest is verplicht
stom kind !!
dom wicht !!
wat een belachelijke vraag
wat drijft een kind
dat zulke domme vragen stelt ?!
...een zwemvest dus.
...
Ik zit voor het raam van lange dagen
je hoort al mensen denken
zachtjes uit het venster te staren
quod, helaas, non
dit raam
dat is er wel
maar geeft geen uitzicht
amper inzicht
net niet nul reflectie
ik zie mezelf
geen rake of gekke definitie
wel vaag, opaak
in oude verflagen
als ware het vernis
restanten van gemis
door mijn voorgangers
hier aangekleed en bijgeklad
geen polaroid
geen Hasselblad
een oud en minimaal obscura
lege kamer in mijn hoofd.'
....
Hij vreest de dag
dat hij zijn wang
voor die ene allereerste keer
zachtjes tegen de hare
kan en mag en drukken zullen zal
dat zijn wang
tegen de hare komt te zullen rusten zal
en die van haar
ook tegen de zijne
één op één,
vereend
tesaam
hij vreest elke dag die dag
vreest wel 100 keer
dat ene, enige moment
want de dag zelf
zal korter zijn
veel korter
dan het eeuwige verlangen ernaartoe
dat ene moment van rust
die eerste aanraking
kan niet meer
dan een ellendig korte fractie zijn
van de dag
die op zich
dus al een fractie is
vandaar de vrees
want die ene wang
die ene aanraking
zal dan, en dan alleen,
veel meer dan dat zijn :
puur verlangen
wat daarna
nimmer meer zo innig,
diep, intens zal kunnen zijn
niet na die ene keer
...
hij kijkt met verlangen en met vrees uit
naar die wang
die in zich
alle werelden bevat
elk denkbaar universum
elke dag, elke eeuw, en elke ochtend
van elk bestaand
van elk imaginair heelal
hij kijkt uit
met kamerbrede vrees
naar die ene zucht van adem
die dat veel te korte moment lang
door haar neusharen glijden zal
ingehouden
ingehouden, en toch ook niet
hij kijkt met vrees
en met immens verlangen uit
naar die ene, eerste aanraking
waarin alles zit vervat
en totdat dàt moment zal komen
blijft hij altijd, immer
innerlijk verloren....
..innerlijk doodmoe.
Dat is zijn grootste angst
te kijken en zichzelf te zien
te kijken
en helemaal niks te zien
de angst is echt
de angst is groot
de angst...
...is zelf zelfs bang
maar dorst dat niet te zeggen
dorst dat niet te zien
dat is zijn grootste angst
te kijken en zijn eigen angst te zien
te kijken
maar dus eigenlijk
helemaal niks te zien
helemaal niks nieuws te zien..
Ik weet
dat wanneer
het lampje brandde
zij
mij niet graag zag
ik weet dat
dat wanneer
het lampje brandde
zij
mij niet graag zag
ik weet
dat
wanneer
het lampje ergens brandde
zij
mij niet graag zag
en dat hoefde niet
dat hoeft heus niet
met dat lampje
wist ik
dat zij nog in leven was
(en dat
dat was altijd
meer dan meer genoeg).
De schimmen in mijn hoofd
dat zijn geen schimmen
nooit geweest
en stemmen nog veel minder
het zijn de schaduwen van jou
in vele vormen
en gedaanten
ik heb ze
meer nog dan ik dacht
moeten snoeien
moeten dimmen
jij weet waarom
en toch ook
toch weer niet
toegegeven
ze hebben mij van waanzin gevrijwaard
van realiteit, anderzijds ook wel
en toch ook
toch weer niet
ze zijn van top tot teen
van hart tot ziel
van vierkantswortel tot kwadraat
doordrongen van berouw
de mijne, niet de jouwe
de jouwe hoeft ook niet
ze zijn doordrongen
van zondaar tot prelaat
van niet één
maar duizend schaamten
en toch ook
toch weer niet
ze zullen eeuwig
immer blijven
de schaamte
ook de hinder.
Ik verzand in stereotypen
kijk elke nacht weer naar de sterren toe
richting van
reikhalzend
ik reik elke lange nacht zo hoog ik kan
behalve bij bewolking
dan staar ik
halsstarrig,
langhalsig naar het wolkendek
waarbij ik stiekem hoop
dat mijn blik
in staat kan zijn
door alle nevels heen te kijken
dat zal later moeten blijken...
maar voorlopig wijk ik niet
geef geen krimp
niet eens een enkele nacht
geen vingerdik
ik zoek elke nacht
de sterren
zoek een soort van hun gezelschap op
zoek weer blijk van hoop te geven
bol van vastberadenheid
het lukt me nu nog niet
niet echt
want bij elke zonsopgang
als in een tergend trage vingerknip
spat, nu nog, telkens weer
die droom
in trage tranen
stellig weer uiteen...
maar ooit kom ik terug
zij het nu misschien nog niet meteen
ooit kom ik terug
en wanneer je dan weer naar me kijkt
zie je mij in volle glorie
met duizend keer
duizend sterren om me heen.
I came to get away from me
found myself
sitting on a doorstep
might be mine
didn't like that
not at all
never will
went back
to find myself
wasn't there
didn't like that either
tried a third time
you were there
I was not
kind of
meant
the world to me...
...in a sort of bad way
so now
I'll never know
what matters
exept I do
and know
that I am in tatters.
Telkens hij
de wereld tracht omvatten
vliegt die hem
9,81 meter per seconde kwadraat
terug
en voluit in zijn bakkes
properder gezegd : in zijn gelaat
en ik snap nog altijd weinig
van hoe kromming van de ruimte
in zijn werk gaat
of hoort te gaan
en hoe daar
rekening mee te houden
misschien
moet ik,
moet hij,
toch maar weer
een soort
geheelonthouder worden
zo één
die alleen maar spijt kan hebben
en intussen
van zijn eiland droomt
keer op keer
en des te meer
die nimmer stappen durft te zetten
omdat
gewoon omdat
omdat één van die madammen hem
ooit en lang geleden
een soort van kutschurft gaf
niet echt, niet heus,
mogelijks zelfs
in kleurrijk taalgebruik
helemaal en netjes andersom
we komen stilaan
tot de slotsom,
nu
en voor straf, dan
kromt de tijd zich
nu om ruimte
spijt
net als zijn herinnering zich kromt
om waar hij zich voor schroomt
voor schaamt
verstrengelt
de valversnelling zich
intussen
om al die hij ooit liefhad
om al wie hij graag zag
en ooit nog graag zal zien
ach...
jakkes, wat een vervloekte tijd
niks of niemand
die mij hem benijdt
wat stroef
wat krom
wat stug (!)
ach
ach, Inge
kom gewoon een keer
(!!) één keer (!!)
terug.
Wat is
wat maakt iets
een rivier
en ook : waarom
wat brengt hem of haar ertoe
riivier te zijn
of willen zijn
waarom stroomt hij
(hij blijkt inderdaad een hij)
zo vaak
te-vaak-en-toch-maar-weer
stroomafwaarts
en hoe meet je dat
ik, blijkbaar,
te vaak verkeerd
ook nu dus weer
waarom lijkt het soms
of ik lijk op een rivier
maar strijk ik
toch te vaak
tegen de stroming in
ik moet en zal hier
schuld bekennen
maar ook
het gaat ook niet om mij
het moet altijd
om het water gaan
en het water is nu kwaad op mij
terecht
terecht of niet
water heeft gelijk
altijd en altijd-overal gelijk
terecht.
Elke dag
schrijft hij twee gedichten
eentje over jou
twee
over waarom hij van je houdt
elke nacht
droomt hij twintig keer
waarvan minstens dertig keer
waarom hij jou graag ziet
niks meer
elke dag
elke nacht
telkens weer en telkenmale
maar niemand weet waarom
niemand
die weet
wie jij bent
wie jij zou kunnen zijn
hij wel
hij weet wie
hij weet waarom
hij weet
als geen ander
wie jij bent
wie jij
altijd al
zou kunnen zijn.
Welke richting ik ook uitga
ik kom zeker ergens toe...
de muze is een een beeld natuurlijk
de verzinnebeelding
van een vrouw
ze is een soort van artefact
kunst
onecht
gemaakt
een kunstmatig
verschijnsel van mijn geest
de muze is een beeld
maar wat voor een
ze is stilleven en landschap,
stadsgezicht,
genrestuk, abstract
maar ook : portret en naakt
ze is...
ze is zoveel
ze is alles
alle vormen één
volmaakt
het beeld is veel
de muze meer
de vrouw in kwestie,
een queeste,
nog het allermeest.
Ik kan fout zijn
ik kan juist zijn
maar ik heb altijd wel
ergens weer gelijk
ik heb altijd al geweten
dat jij een ander grager zag
en dat was prima
toen en nu
dat maakte het
wat makkelijker soms
maar wat er ook gebeurt
ik hoop om vanop afstand
altijd
en een heel klein beetje
jaloers te kunnen zijn
want als ik jaloers kan zijn
kan jij gelukkig zijn
en intussen
hoop ik amper
dat je weet/niet weet
dat ik elke dag nog
bij je wegloop
met spreekwoordelijke
tranen in de ogen
bijtend op mijn lip
wegloop
wetend
dat ik jou
ondanks alles
op mijn manier graag zie
wegloop
wetend dat ik je
meer nog
los moet laten
en dat ik dat
op mijn manier wel doe
de muze
moet me niks
ze is
ze is...
ze is
...en da's genoeg.
Zij schrijft
de ogen uit mijn lijf
de tranen uit mijn ogen
maar zij is
en zij is zeer divers
zij is
een soort van muze
verademing
belichaming
van alles
wat een vrouw kan zijn
en is
en ook : wou zijn
een verleden
van mijn dromen
mijn
verlangens ook
zij draagt
de wereld in zich
en tegelijk
iets hoger dat niet is
zij straalt liefde uit
beleving ook
begrip
en ongeboren leven
zij is
zij
is alles
wat ik zelf
ooit
had willen zijn
zij is
zij is
gewoon al dat :
zij is.
Doe maar zonder
doe maar met...
hoe vaak ik
ook nog bier drink
zo vaak plus één
zou ik liefst van al
één keer toch
gewoon een keer
thee drinken met jou
dat laat zich soms
soms ook niet
gevoelen
uiten
in misdroefde
en gemiste kansen
liefst van al nog
zou ik
al die keren inruilen
om één keer nog
één keer slechts
één keer ooit
samen thee te drinken
samen
een keer te dansen ook
of net niet
dan dans ik
of dans ik niet
met jou
en wie weet
dans jij
dan ook nog ooit
een keertje
met
of zonder mij
doe maar zonder
doe maar met.
Ik heb duizenden keren
over jou gedroomd
en minstens vier keer tien keer
wat over jou geschreven
over hoe ik thee dronk
op de grond bij voorbeeld
en jij
liggend in de zetel
luisterend jezelf was
hoe jij
heel gewoon jezelf was
nu wil ik dat
straks of morgen
ooit nog wel een keertje
echt wel eens
voor echtes doen
kies jij thuis
je allerliefste plekje uit
je mooiste glas of tas
en drink op mij
op jou
op ons gesprek
dan vlei ik mij
in mijn eigen stukje wereld
ruimschoots
op de koude tegels
vol van warmte neer
dan dan vertel ik
honderduit
in duizenden verhalen
over jou
aan jou
verhalen
die niemand ooit zal horen
niet eens een enkel
keertje
zelfs
niet eens jij.
Drie jaar lang ben jij,
Ja, jij...
Mijn innerlijke dialoog geweest
Het is te zeggen
Drie jaar lang was jij degene
Met wie mijn innerlijke ik
Stiekem converseerde
Drie jaar lang
Was jij het
Die geduldig naar me luisterde
Knikte
Zo nu en dan een troostend woordje bracht
Drie jaar lang
Was jij geduldig
Was je lief voor mij
Zonder ooit maar iets te doen
Je luisterde
Wel duizend keer
En telkens weer maar nôg een keer
Hoe ik uitlei
Dat ik,
Om ik weet niet welke reden,
Plots, in drie keer,
Zomaar op je bleek te vallen
Je luisterde vanop de zetel
Ik vertelde
Telkens weer opnieuw, zittend op de grond
Een volle pot met thee erbij
Thee, bijna zo geduldig als jij
Of je suiker nam
Heb ik nooit geweten
Maar je luisterde wel alle duizend keren
Hoe ik uitlei
Dat ik me best behoorlijk schaamde
Dat ik uitlei
Dat ik dit zelf helemaal niet gewild had
En eigenlijk nog steeds niet wou
Dat ik jou eigenlijk
Wel gewoon wel leuk vond
Maar dat plots
De grond onder mij verdween
Toen ik dacht : ze zal toch heus niet lesbisch zijn?!
Dat de regenwolken
Donderend en bliksemend
Op en rond en in mijn hoofd kwamen te vallen
Knallen
Toen ik dacht, ze is het lief van hém...
Wat helemaal niet was
Je had domweg
Gewoon dezelfde naam als haar
Of zij had die van jou
Hoe ik (strike three, intussen)
Op een feestje plots met jou alleen stond
En ik niks beters
Niks ànders kon bedenken
Niks anders kon dan stamelen
'Kijk, dit is mijn zus'...
Waarna je snel weer naar een ander feestje wou
... ... ...
Jij hebt in mijn gedachten
Duizend keer
Dat vermaledijde
Drievoudige verhaal aanhoord
Geduldig, lief, vanzelf
Dat mag stoppen...
Voor jou
Voor mij
Voor alles, iedereen,
Voor ons allebei
Jij kon er nooit aan doen
Was niet eens van de partij...
... ... ...
Een keer
Misschien
Wil ik dat verhaal
Ooit nog wel een keer vertellen
In het echt,
Met jou erbij
Binnen veertig jaar ofzo
Wanneer je
Met je dochter
En je kleinkinderen
Op een bankje zit te picknicken
En ik
Heel toevallig daar passeer
Dat ik dan
Je kleinkinderen
Gedurende twee minuten kan vermaken
Met een verhaaltje
Uit de tijd dat Oma nog heel jong was
En lang nog niet gehuwd
Hoe ze toen,
In mijn gedachten
Zo lief en zo geduldig was met mij
Zoals ze dat ook nu weer is
Met jullie, kleine grut
Kijk maar, Oma schenkt de thee
Oma legt een tafelkleed
Smeert sandwiches en pistolets
Oma luistert in stilte ook weer mee
Dan vertel ik
Hoe Oma toen,
Net als nu
De thee uit schonk, en geduldig naar me luisterde,
Die ene keer, die één-en-duizend keer,
En telkens weer
Want jullie Oma is altijd al
Heel lief geweest...
Geduldig ook
Vanzelf...
Jullie hebben, dat weet ik echt wel zeker,
De liefste oma ooit,
Hoezee !!
(dd 9 november 2021).
De zogenaamd
verborgen tranen
zijn dat nu
natuurlijk niet
niet nu
dat kan ook niet
je was
als altijd
verscheurd
je hele lijf verbeurd
de pijn
de liefde ook
schaamte
schuldgevoel
zij vechten
ook nu
een onderling duel of zes
fluisterend
de liefde wint dit niet
je hoopt op beterschap
en af en toe genegenheid
en voor de pijn
straks
een eigen plek
dat gaat
helaas niet lukken
de zogenaamd
verborgen tranen
zijn dat nu
meer dan ooit
nog altijd niet.
Ik hoop zo fel
snel een keer
terug
een heel klein beetje
stikjaloers te kunnen zijn
op jou
en op een of andere jonge kerel
die meer dan goed genoeg kan zijn
ik hoop je
in het best denkbare
gezelschap
te kunnen zien
flanerend
door de straten
dansend door de lente
zo mooi
dat het van de daken
van de dagen druipt
zomer, herfst, winter
en dan weer lente
en de ene lente na de ander
genietend
als was je vijfentwintig
en als was je
dat altijd al geweest
en was je dat
nog steeds
ik kende jou
toen al wel
een jaar of drie nog niet
doe ik ook nu
ook nog steeds
nog niet
ik hoop
snel een keer
terug
jou
in je allermooiste zelf
weer terug te zien
ik hoef daar
dan
niet eens bij te zijn
gewoon te weten
de waarheid
aan het licht
lente, zomer, herfst, winter
de ware aan je zij
ik hoop
dat je hem vindt
- en snel -
en hij dan ook weer
jou en jij.
Ik liep
en loop verloren
een woud
van duizend bomen
die geen bomen zijn
maar jij
wijst gestaag de weg
weg, wég
bomen
als vernuftig
onnavolgbare dromen
Ik loop verloren
in de regen
die geen regen is
maar eerder toch een soort van sneeuw
ik loop verloren
in de sneeuw
die in dit bos
niet of zelden zuiver is
en nimmer sporen laat
ik zie het bos
ik zie de bomen
ik zie de sneeuw
en weet
dat ik je graag zie
en toch weer
toch ook niet
omdat niemand hier die liefde ziet
ik zie het bos
ik zie de sneeuw
ik zie je graag
en toch weer niet
soms pis ik in de sneeuw
hopend dat die weg zou gaan
smelt
verdwijnt
voordat jouw gezicht
in alle stilte
in het gebladerte verschijnt
ik liep
en loop verloren
in onnavolgbare dromen
ik zie het bos
ik zie de bomen
zie de sneeuw
ik zie
niet of zelden
wat een ander wel weer ziet.
Ik kijk je ogen
binnenstebuiten
haal mijn hart
rigoureus ondersteboven
probeer het één op één
als een exacte kopie
met het jouwe te versmelten
gewoon
omdat jij altijd al
de mooiste was
Ik omhels je haar
en knuffel je dijen
omdat jij altijd al
de mooiste was
de liefste ook
ik bemin je zachte binnenste
je ziel
net als was 'ie net je buitenkant
en ook weer niet
ik leg je armen volslagen om de mijne heen
gewoon
gewoon
omdat jij altijd al
de mooiste was
de liefste ook
dat niemand dàt (!) ooit zag
ik loop verloren
in een woud
van duizend bomen
die geen bomen zijn
maar jij
ik laaf me
aan hun loof
omdat jij altijd al
de liefste was
waarom heeft men mij
daar niet vroeger in geloofd?
Ik had gewild
een ander mens te zijn
een beter mens
een ander ik
een ander hem
voor jou
ik had gewild
dat ik dat kon
voor jou
voor hem
ik had gewild
dat ik zijn plaats had kunnen innemen
naast je
voor je
met je
ik had gewild
dat ik
kon laten zien
dat hij
!! wel degelijk !!
je echt wel graag heeft willen zien
en zo niet
dat ik dat dan
alsnog
en in zijn plaats kon doen
al deed ik dat
natuurlijk
uit allereigenste
en bewuste vrije wil
Ik wou dat ik
een ander
beter
mens had kunnen zijn
voor jou
voor hem
voor mij
Ik had en heb je
grager willen zien dan hem
of minstens even graag
dat kon helaas
en mocht ook niet
altijd weer helaas
voor mij
voor mij
voor mij...
Er zit een kind in mij van zes
vijf van drie
en drie van tien
van kinderen van zeven
huis ik er
een stuk of vier
er zijn ook
één volwassene (bijna)
een puber, en een trut
dat wordt
een jolig jaarpartijtje :
twee pintjes,
en een hele grote taart
honderd-
of-wat kaarsen...
en die taart is elke kruimel
en de pinten elke druppel waard.
In gedachten
zag ze haar gedichten voor zich
zinnen
die niemand ooit geschreven had
ze zag
het grondplan
de omtrek
van de woorden
wazig
ze kon ze
nét niet kunnen zien
nét niet kunnen lezen
maar het waren
geheid, gebeiteld
haar eigen, echte woorden
haar gedichten
haar verhalen
die niemand voor haar schreef
zij bleef als altijd
gestillig, gewillig
op een achtergrond
de hare
die een voorgrond
hoort te zijn
ook zelf heb ik het
nog niet aangedorst
maar op een dag
schrijf ik haar naar voren
de voorgrond op
de spotlights in
in gedichten
die haar doen ontsnappen
eer aan doen
zij was
nimmer
eenheidsworst.
Dat jongetje van zes
is vier vandaag
of vierendertig
vierenvijftig
dat maakt morgen
niet uit
en vandaag dus des te meer
alles
in dat kleine hoofd van hem
werkt
kronkelt
nestelt zich in nesten
dat jongetje van zes
is vier vandaag
morgen alweer vijf
dat jongetje van toen
is als een jongetje van nu
en een heel klein beetje boos
dat wordt een keer vervelend
dat wordt een keer een sleur
alles werd teveel voor hem
iedereen verbeurd
dat jongetje van zes
wordt ooit een keer piraat
playboy
of misschien matroos
we werken allemaal aan onszelf
stelen
roven her en der
pikken als de raven
iedereen
altijd
iedereen
altoos.
Dat jongetje van zes in mij
altijd vrolijk, altijd blij
ieders vriend
maar niet van mij
weent nu alweer
dagen aan een stuk
dagen op een rij
het weent
volgroeide druppels
volwassen tranen
dikke klodders
doordrongen van geluk
het weent
als ware het 3D
het weent
dat het een lieve lust is
een zilte grootheid bij mekaar
stroperig en dik
weelderig
en lentefris
wat je noemt een tranendal
duizend tranen
drijven links voorbij
een traantje meer langs rechts
en door het midden
als was het
een idyllisch bergriviertje
een onophoudelijk gesnik
dat jongetje van zes in mij
weent alle dagen
dagen aan een stuk
en elke dag opnieuw
dagen op een rij
zelfs als het nu
zou stoppen wenen
komen er daarna
en sowieso
nog wel enkele daagjes bij.
Ik wil je been
wel
tegen het mijne voelen
Ik wil dat zo erg graag
dat ik het
eigenlijk al voelen kan
quod non
ik wil je hoofd
wel op mijn knieën voelen
terwijl ik lig te lezen in het gras
alle letters
van een heel dik boek
terwijl jij volop
snurkt in je slaap
oh, jee...
ik wil wel weten
dat je in je keuken zit
en tegels telt
of in een lepel staart
en merkt
dat je nagels
dringend weer eens moeten
morgen
ik wil wel
wel een keer
samen een terrasje doen
waarbij alles kan
en helemaal niks moet
vanzelfsprekend
als ware elk woord
elke zin
achteraf
en voor mekaar gemaakt
W. F. Hermans zou trots zijn
mogelijks jaloers
ik zou je
heel misschien
maar misschien ook niet
als concubine
maitresse
of gewoon
als lief wel willen 'hebben'
mettertijd
wie weet...
Wie weet!
Hoe kom ik dat te weten
en hoe graag toch
kus ik dan jou foef...!?
En dan komt, zomaar,
De wereld bij haar binnengestapt
En ook weer niet
Blijven aan de voordeur staan :
'Alles wat me dierbaar was'
'Alles waar ik stiekem toch op had gehoopt'
Maar de pijn
Het gemis
Komen desalniettemin
Stampvoetend binnen
Vegen overal hun voeten aan
Doen
Alsof dit huis
Altijd al
En ook van hen was
Ploffen zich
Ongegeneerd
En languit in de zetel neer
Nestelen zich
Sloefen en schoenen
Kloef in haar gezicht
Zij wacht af
Twijfelt
Weegt en wikt
Terwijl, ver weg, de dood beschikt.
Ik leef een deels gebroken leven
Deels geleend
De wereld staat niet stil
Er wordt stilletjes
Verder om me heen geleefd
Vol leven
Wordt die wereld
Dagdagelijks
Om me heen ge-heend
En ik blijf voorts in stilte achter
Als door een strenge
Nare bibliothecaris
Wordt me elk verhaal
Elk boek
Me door dit leven
Telkens weer terug gevraagd
Uitlenen kan nog steeds
Maar dan wel
Voor maximaal vijf weken
Ik durf amper nog
De uitleen te betreden
Beperk me tot de leeszaal
En af en toe een krant
Om me heen
Wordt toch en nog geleefd
Ikzelf
Lijk meer en meer een krant
Een beknopt
Maar vooral ook slecht verslag
Van wat gister
Zogezegd weer was gebeurd.
Ik heb je
Ooit een keer gezegd
Dat ik je graag zag
Dat mocht toen niet
Niet van jou
Ik heb je ook een keer gezegd
Dat hoewel ik je graag zag
Ik ook wel wist
Dat je ongelukkig was
Ik vroeg je
- damn me !! -
Hoe ongelukkig je wel was
En hoe ongelukkig
Je uiteindelijk wou zijn
Dat mocht ik je niet vragen
Natuurlijk niet
Niet van jou
Maar ook gewoon ook niet
Dat mocht ik eigenlijk gewoon niet doen
Dat was toen helaas
Het laatste wat ik had
Of dat dacht ik toch
Het laatste wat ik kon
Hopende dat jij
Toch ooit nog wel een keer
Weer graag zou kunnen zien
...
Ik was arrogant en egoïstisch
Maar hoopte
Dat je ooit weer graag gezien mocht worden
En ooit
Zelf weer graag kon zien
Ik was arrogant en egoïstisch
En jij kon er niet aan doen
...
Ik hoop al meer dan twintig jaar
Dat het goed gaat met je
Dat iemand je graag ziet
En dat dat ook gewoon weer mag
Ik denk nog minstens
Wekelijks
Aan die jongeman
Aan het feit
Dat hij zich had gezelfmoord
Omdàt hij jou graag zag
...
Dat heb ik uiteraard
Nooit kunnen of willen evenaren
En voor jou
Was dat niet genoeg of veel te veel
Want jij was mogelijks nog verliefd op hem
En kwààd vooral
Heel kwaad
...
De kwaadheid
Omdat ik zei je graag te zien
Was een verwijt
Dat dat eigenlijk niet kon of mocht
Die kwaadheid
Weegt na meer dan twintig jaar
Nog af en toe
Een heel klein beetje door
En da's op zich niet eens zo erg...
Ze was
Niet eens de jouwe
...
Ik hoop dan ook
Dat jij weer helemaal
Weer bent zoals je was
Zoals ik jou zag
Wou zien
Ik hoop
Dat je de woede bent verloren
Want, Julie, geloof me,
Ik heb je echt en heus wel
Echt wel graag gezien
Toen en voor altijd
Dat was toen,
En dit is nu
Ik hoop dat iemand anders
Jou intussen alsnog kon bekoren
Dat hij of zij
Jou graag mag kunnen zien.
Het is daarom dat we films maken
Boeken schrijven
Gedichten publiceren
Omdat alles
Dan weer simpel wordt
Beheersbaar, overzichtelijk
Zoals het leven vroeger was
Toen we kinderen waren
En zonder gene
Onze moeders, onze vaders
Knuffels konden geven
Toen we nog wisten hoe te zeggen
Dat we hen graag zien
En dat dat altijd zo zou zijn
Wat we met filmen, schrijven, dichten doen
Is trachten dat weer mogelijk maken
Wat we willen schrijven
Is dat we hen graag zien
Maar als volwassene doen we dat niet meer
Niet nu
Daarom dat we films maken
Boeken schrijven
Dichten
Dan zeggen we het
Onrechtstreeks
Toch nog eens een laatste keer
Ik zeg het daarom nu
En zeg het daarna nooit ni-meer :
Mama, papa,
We zien je graag
Keer op keer op keer.
Ik weet ook wel
Dat jij
Veels-
en-veel te hard was toe-verdriet
Dat jij
Met mijn zogenaamde liefde
Met mijn graag zien
Geen kant op kon
...
Je kwaadheid
Afkeer
Je verdriet
Die kwamen niet
Van jou
Ze werden aangeleverd
Opgedrongen
Toegediend
...
Jij kon daar
Helaas
Geen kant mee op
...
En je kon er niks mee
Dat ik (godverdòmme!!)
Graag wilde
Jou graag te mogen zien
Daar kon jij
Toen
Gewoon niks mee
...
Dat weet ik
Wist ik
Zal ik nooit vergeten
...
Maar weet
Al was het enkel nu
En voor heel even
Dat ik jou
Echt wel
Echt graag heb gezien...
...gewild
Doordacht
Bedoeld
Gewoonweg graag gezien.
Vandaag
Smaakt
Nog een heel klein beetje
Naar de tranen van weleer
Maar ook
Naar pannenkoeken
Hoop
En welbevinden
Vandaag
Lijkt nog een beetje
Op die ene keer
En al die andere
Maar morgen
Wordt geheid een mooie dag
Vandaag smaakt
Al bij al
Nog wel wat wrang
Maar morgen
Krijg ik
Hoe dan ook
Een boekentas
En dus ben ik
Nu
Net voor het slapen gaan
Wat zenuwachtig
En
Nog een heel klein beetje bang.
Schrijven
Doet hij in gebreken
Omdat woorden
Volmaakt
Onverstaanbaar zijn
Een jongetje van zes
Dat een boekentas zal krijgen
(oranje blauw, zal blijken)
In een grote-mensen-winkel
Schrijven doet hij
Over kleine dingen
Die de wereld grootser maken
Een eerste boekentas
De manier
Waarop ze vriendelijk voor hem was
Het schrijven
Zoekt een weg
En loopt zich elke dag verloren
Een boekentas met kind
In een grote-mensen-wereld.
Ik werd vanochtend
Wenend wakker
Omdat ik zelfs in mijn dromen
Blijkbaar
Aan mijn gebreken
Niet ontsnappen kan
Ik weende in mijn droom
En weende
Toen ik wakker werd en was
Ik heb, zeg maar,
Ge-dubbel-weend
Ach...
Ik ben mogelijks een lieve man
Maar ik zie
Altijd nog een 'maar'...
En zelfs al zeg jij
Of iemand anders
Dat die niet belangrijk is
Die 'maar'
Leeft in mijn hoofd
En blijft voor mij dus altijd waar
...als ik ooit vervelend ben,
Vervelend doe
Vervelend wordt...
Wil je
Me dat zeggen?
Dan zal ik
Intussen
Verder werken aan mezelf, jawel.
Alsof ook hij een man
En niet
Een jongetje van zes was
Alsof hij
Wist te weten wat te willen
Alsof alles
Maar een grap was
Alsof de wereld
Ook van hem was
En helden
Geen helden hoeven zijn
Laat hij af en toe
Een hand los
En wandelt
Onnavolgbaar
Maar onzeker
Toch zijn eigen weg
En alsof hij
Een jongetje van zes was
Legt de weg hem,
Héél soms,
Weinig in de weg.
Ik ben soms een heel klein beetje droevig
Zoals jij soms ook wel droevig was
Maar dan net iets minder
Dan toen jij het was
Ik ben soms een heel klein beetje vrolijk
Zoals jij soms ook wel vrolijk was
Maar dan net iets minder
Dan toen jij het was
Ik ben soms een heel klein beetje jij
Zoals jij soms ook jezelf was
Maar dan heel wat minder jij
Dan toen jij het was
Ik ben soms een heel klein beetje mij
Maar niemand was ooit beter mij
Dan jij.
Als ik morgen jarig was
Zou je
Met me dansen?
Ik ben niet jarig, morgen,
Je riskeert dus niks
Maar stel
Dat ik op een keer
Ooit
Morgen jarig was
Zou je dan
Morgen met me dansen zouwen?
En stel
Dat je zelf
Op een dag
Ook ooit
Zou jarig kunnen zijn
Zou je
Met me dansen?
Zouden wij
Twee dagen slechts
Dansend
Kunnen zijn?
Zouden wij
Twee dagen in een jaar
2024 of zoiets
Dansend
Samen
Één
Onszelf kunnen zijn?
Geen sex
Geen spijt
Geen rare dingen
Gewoon
Jij en ik
Dansend,
Pratend over alles
Dansen,
Voetbal,
Vrouwen
Ik kan
Wel helemaal niet dansen
En van voetbal ken ik niks
Maar ach,
Vrouwen,
Vrouwen,
Vrouwen... !!
Ik heb nog nooit
Een letter
Over jou
Gelogen
Wel stil
En eigenzinnig
Als een dommekloot
Hele boeken
Vol gefantaseerd
Amper seks
(een héél klein beetje)
Maar vooral
Duizenden gesprekken
Duizenden gebreken
Ook
Ik heb nog nooit
Slecht over je gesproken
Wel
Je al duizend keren
(kretend!, schreeuwend!)
Stilgezwegen
Gedachten aan je
Uitgebannen
Dromen
Tegen beter weten in
Één voor één verleerd.
Soms ben ik van glas
Soms ben ik van steen
Ik heb al elke dag geweend, vandaag
In de zetel, in de tuinstoel
Liggend in het gras
De avondzon
Krollend naast de kat
Ik heb elke dag geweend, vandaag
Maar ook elke dag
weer effe niet
Soms ben ik van glas
Soms ben ik van steen
Ziet niemand dat ik ween
Het was een mooie dag, vandaag
Steen werd glas
En glas verdriet
Het was een supermooie dag, vandaag
Ik heb elke dag geweend
En elke dag weer effe niet
Ik heb elke dag geweend, vandaag
Je ziet me wel
En dan weer niet.